Meetprincipes voor Spirometers
Er bestaan verschillende manieren om een spirometrie en een flow-volume curve te meten. De meest gebruikte meetmethodes voor spirometers zijn pneumotachometers (meten drukverschillen), turbine spirometers (meten het roteren van een turbine) en ultrasone spirometers (meten debieten door doppler effecten op ultrasone golven).
Pneumotachometers
Pneumotachometers meten het Venturi effekt, een fysisch fenomeen waarbij dynamische vloeistoffen en gassen versnellen wanneer ze door een nauwe opening gaan. Tegelijkertijd is er een drukverval.
Een pneumotachometer meet het verschil in druk voor en achter een membraan (pneumotachometers type Lilly) of dunne buisjes (capillairen - type Fleisch) met een gekende weerstand. Uit dit drukverschil en de gekende weerstand kunnen de stroom (flow) en volumes van de uitgeblazen lucht berekend worden.

Turbine Spirometers
Turbine spirometers meten het aantal draaiingen van een turbine. Hoe sneller de luchtstroom voorbijkomt, hoe sneller de turbine zal draaien. Een infraroodsensor registreerd wanneer de turbine de infrarode lichtstraal breekt en kan hieruit de debieten en volumes berekenen.
Ultrasone Spirometers
Ultrasone spirometers meten doppler effecten op een ultrasoon geluidssignaal wanneer er lucht door wordt geblazen.